Ze begon in de hectische coronatijd en is bezig om Stroomopwaarts in rustiger vaarwater te brengen. Uitgebreid gesprek met Nicole van der Wekken, een liefhebber van tuinieren die blij is dat de Participatiewet op de schop gaat. ‘Dat die wet gebouwd is op argwaan en zware financiële druk op gemeenten heeft desastreus uitgepakt.’
Stroomopwaarts, is dat niet het bedrijf waar Desiree Curfs vroeger directeur was?
Nicole van der Wekken: ‘Klopt.’
U bent haar opgevolgd?
‘Ja, dat is nu drie jaar geleden, midden in coronatijd.’
Hoe was het om haar op te volgen?
‘Desiree heeft als pionier deze club onder stoom en kokend water uit de grond gestampt met een taakstelling en een businesscase en met heel veel bewijsdrang. Ik ben van de fase waarin we nog steeds moeten laten zien dat we het goed doen en dat we veel mensen aan het werk helpen en houden en dat we een goede werkgever zijn. Maar we komen nu ook toe aan dingen verduurzamen. We zijn nu verantwoordelijk voor onze eigen bedrijfsvoering, dus we zijn heel erg bezig met interne processen, met zorgen dat we in rustiger vaarwater komen.’
Wat is Stroomopwaarts voor bedrijf?
‘Ik vind dit een ontzettend leuk bedrijf in een hele leuke regio. We zijn een warme club die langzaam maar zeker inderdaad in rustiger vaarwater komt. We zijn een vaste waarde geworden hier in de MVS-regio [Maassluis, Vlaardingen, Schiedam, red.]. We doen het gelukkig goed qua klanttevredenheid en we hebben een heleboel extra taken erbij gekregen sinds coronatijd. Die doen we nog steeds. Denk aan de energietoeslag, het meldpunt kinderopvangtoeslag, inburgering. We hebben ook de ruimte gekregen om die extra dingen te doen. Dus ik vind het vreselijk leuk hier en elke dag dat ik rondloop zie ik wat de waarde is van het werk bij Stroomopwaarts. Ik heb het erg naar mijn zin en we doen mooie dingen. Dat samen geeft vreselijk veel plezier.’
Hebt u een voorbeeld van zo’n mooi ding?
‘In de dynamiek van onze opdracht zijn er elke dag, elke week mooie dingen. Dat kan groot zijn en klein. Zo hebben we eind maart een Kamerdelegatie ontvangen. Dat is natuurlijk ontzettend mooi om te doen, om ons verhaal te mogen vertellen aan de Tweede Kamer. Maar het is minstens zo mooi om te zien hoe het hele bedrijf daarvoor werd gepoetst. Iedereen leverde een bijdrage aan die ontvangst, inclusief onze medewerkers in het werkleerbedrijf: “En als ik word aangesproken, mag ik dan ook wat zeggen?” Het zinderde en het bruiste. Mensen vonden het heel leuk om met trots te laten zien wat we doen. Maar het ging om onze hele organisatie. In alle onderdelen van de organisatie geeft het een “samengevoel”, gemeenschappelijke trots en plezier.
‘Zo zijn er elke dag en elke week mooie dingen. Waar ik vooral trots op ben, is dat we ook als het moeilijk is met elkaar ervoor staan en dingen bereiken. Zo’n energietoeslag uitkeren is een enorme tour de force. Het trekt een zware wissel op allerlei plekken in de organisatie om dat voor elkaar te krijgen – en dat doen we toch. Maar we betalen niet alleen de energietoeslag uit, we zorgen ook dat we op andere fronten bereikbaar zijn en dienstverlening leveren aan de inwoners van de stad.’
Hoeveel medewerkers heeft Stroomopwaarts en hoe zijn ze verdeeld over de verschillende regelingen?
‘Wij hebben 5200 mensen in een Participatiewetuitkering. Wij zijn er zowel voor het verstrekken van de uitkering als voor het reïntegratiedeel. We hebben 1500 medewerkers, van wie er duizend in het werkleerbedrijf aan de slag zijn met een SW-achtergrond of in nieuw beschut. Een aantal werkt met loonkostensubsidie en een interne arbeidsovereenkomst. Verder werken hier vijfhonderd ambtenaren. Dat zijn er minder in fte’s, maar ik zeg altijd met trots: we geven 1500 kerstpakketten weg.
‘Daarnaast hebben we een honderdtal inburgeraars. We verstrekken ook armoede- uitkeringen en we doen aan schuldhulpverlening. Dat gaat over duizenden mensen, ook kinderen die ondersteund worden met bijvoorbeeld geldbijdragen voor sport- of muziekles. Al met al hebben heel veel inwoners in deze regio te maken met Stroomopwaarts.’
Hoeveel medewerkers hebben jullie gedetacheerd?
‘Dat zijn er bij ons minder dan op andere plekken: ongeveer 550.’
Waarom zijn dat er minder dan elders?
‘In coronatijd hebben we heel veel mensen weer naar binnen gehaald, omdat bedrijven dichtgingen. En toen we na twee jaar weer opstartten, waren mensen ouder geworden of gehecht geraakt aan werken binnen de muren van Stroomopwaarts. Vandaar dat we de laatste tijd heel veel nieuwe partners zoeken om het aantal detacheringen een impuls te geven. Het is tenslotte ontzettend leuk om onderdeel te zijn van een reguliere organisatie. We zien dat het mensen goed doet als ze ook op andere plekken werken. Dus we proberen zo hoog mogelijk in te zetten. Detacheren is minder spannend dan mensen denken. Bovendien kan het vaak in groepen, dus we besteden er veel aandacht aan om aan mensen te vertellen dat het heel leuk is om te doen.’
En vinden de werkgevers in uw regio detacheren ook leuk?
‘We hebben gelukkig een mooie kring van werkgevers die graag met ons samenwerken. Ik zou wel willen dat het er nóg meer waren. Landelijk is 15 procent van de werkgevers MVO-actief. Dat is in onze regio niet anders. Maar als we dat zouden verdubbelen, zou dat ontzettend goed zijn voor onze doelgroep.’
Waar zit het hem in? Is er koudwatervrees?
‘Soms is het koudwatervrees en beeldvorming, maar de realiteit is ook dat het grootste gedeelte van de werkgevers MKB’er is en gemiddeld zes medewerkers telt. Als je dan één of twee mensen van Stroomopwaarts via detachering krijgt, heeft dat best impact op je organisatie. De vraag die werkgevers ons dan ook het meeste stellen, is: “Kunnen jullie ons hierbij helpen en ontzorgen?” Dus het heeft ook met praktische zaken te maken. Als je een kleine organisatie bent en je krijgt één gedetacheerde en het werkt niet meteen, dan kost dat enorm veel tijd voor de halve P&O’er die je in dienst hebt of voor jou als baas. Dus het is een mix van koudwatervrees, tijd en onbekendheid. En soms is er sprake van stigmatisering, zo eerlijk moeten we ook zijn. Wat soms ook nog meespeelt, is dat niet alle ondernemers bekend zijn met het opknippen van banen in kleinere onderdelen, waarbij je het ingewikkelde deel door een hbo’er laat doen en de rest door een gedetacheerde. Dan hoeft iemand niet een schaap met vijf poten te zijn. Die werkwijze is nog niet bij alle ondernemers gebruikelijk.’
Jobcarving dus?
‘Ja.’
Wat hebt u gedaan voordat u bij Stroomopwaarts begon?
‘Mijn echte eerste baan was op het terrein van sociale werkgelegenheid. Ik ben namelijk ooit begonnen als beleidsmedewerker bij de VNG voor de cao van de SW. Dus de cirkel is een beetje rond nu.’
Die cao én de cao ‘Aan de slag’ waren weer een hot item in 2023.
‘Klopt, maar dat was de cao toen ook al. Ik heb het over 1995.’
Toen hadden we het over een ‘goudgerande cao’, kan ik me herinneren.
‘Klopt. En het beeld van de sector was: “Als de directeur een goede relatie heeft met een wegenbouwer, dan heb je een hele mooie parkeerplaats voor je pand.” Er heerste een beetje het gevoel dat SW-bedrijven allemaal koninkrijkjes waren. Nou, sindsdien is er enorm veel veranderd, zeker sinds de komst van de Participatiewet in 2015. En als je naar Stroomopwaarts kijkt: we zitten echt niet in een goudgerande omgeving. We zijn een productiebedrijf waar het plezier van afspat, maar dat zit niet in de stenen of in de doorlopende vloerbedekking of in een dak vol zonnepanelen. Daar hebben gemeenten al lang het geld niet meer voor. En dat is tegelijkertijd een grote zorg voor de toekomst: er heeft kaalslag plaatsgevonden in de sector, met als gevolg dat “schoon, heel en veilig” best wel onder druk komt te staan.
‘Vandaar dat ik ook heel blij was met het rapport van Berenschot dat aantoont dat 1) als je niks doet deze hele infrastructuur op termijn gaat verdwijnen en 2) dat nu al de postcodeverschillen heel groot zijn. Het rapport gaat over 99 bedrijven in Nederland en laat ziet dat het lokale keuzes zijn die bepalen wie er in de infrastructuur wel en niet een plek krijgen, of het financieel verantwoord is of niet, of er een plan is voor de toekomst of niet. En ik prijs me heel gelukkig dat ik in een regio werk waar die toekomstvisie er wél is en waar we gelukkig ook zwarte cijfers schrijven. Maar dat wil niet zeggen dat wij zorgenvrij zijn voor de toekomst en zeker aan onze huisvesting zie je heel goed dat de SW het kind van de rekening is om het plaatje rond te krijgen.
‘Iets anders wat Berenschot laat zien in dat rapport, is dat je weliswaar de wet kunt veranderen en zeggen “De SW gaat dicht”, maar dat de mensen daarmee nog niet weg zijn. De Participatiewet is een superbelangrijke wet als het gaat om mensen aan het werk helpen en een vangnet bieden. Maar de keuze van 2015 om die wet te bouwen op argwaan en de financiële druk zwaar bij de gemeenten te leggen – waardoor er lokaal allerlei keuzes zijn gemaakt over wat je wel en niet doet – heeft desastreus uitgepakt.
‘Berenschot laat nogmaals zien dat je de geldkraan kunt dichtdraaien, maar dat we nu een heel groot onbenut arbeidspotentieel hebben en een hele grote groep mensen – ook in onze regio – die we niet bereiken. Denk aan kinderen die thuiswonen bij ouders maar ‘s nachts gamen en overdag slapen. Denk aan partners van mensen met een beperking die op een of andere manier bronnen van inkomsten hebben en zich maar niet meer tot ons wenden voor werk, omdat ze denken “dat gaat toch niet lukken” of “ik krijg gelijk dat hele regime op mijn nek”. Dat is desastreus van deze wet en gaat ook ten koste van wat je lokaal te bieden hebt om mensen bij de kraag te vatten en te begeleiden.
‘Dus ik ben heel blij dat de Participatiewet stukje bij beetje op de schop gaat, maar er moet wel een nieuwe, stevige visie komen. We moeten in dit land zeggen: “Er zijn mensen die niet honderd procent kunnen meedoen – of dat nou komt door een psychische of een lichamelijke beperking of door pech in je leven – maar die wel willen meedoen via werk. Voor hen moeten we ruimte vrijmaken, voor hen moeten we zorgen, en dan zónder postcodeverschillen.”’
Was het gezien die verschillen achteraf handig om in 2015 te decentraliseren?
‘Ik heb hiervóór in een migratieketen gewerkt. Wat ik daar heb geleerd, is dat gemeenten goed zijn in uitvoering. Dus wat wij doen op het gebied van werk en inkomen – ofwel de uitvoering van de Participatiewet – doen we met zijn allen echt heel goed. We zitten met onze poten in de klei van de steden en de dorpen. We kunnen er doorheen fietsen, we kunnen armoedebeleid mixen met werk & inkomen, met de woningbouwcorporatie, met veiligheid, met wat er in de wijk gebeurt. Dat is allemaal belangrijk.’
Maar werkt die decentralisatie de verschillen per gemeente niet in de hand?
‘Ja, want heb je als gemeente de pech dat je én een nadeelgemeente bent voor de Participatiewet én je hebt problemen op andere terreinen in het sociaal domein én je zou keuzes moeten maken op andere gronden, dan is een participatiebedrijf een hele grote hap uit je budget. Dus wat ik de afgelopen jaren heb zien gebeuren, is dat een heleboel gemeenten – of samenwerkende gemeenten – nieuw beschut niet opvangen in een binnenomgeving. Dat moet allemaal bij werkgevers gebeuren. Het effect is dat daardoor heel veel nieuwbeschutters thuis zitten. Gelukkig kunnen wij in onze regio mensen boven onze taakstellingen begeleiden. Dat is een hele belangrijke doelgroep. Als je hen niet in een organisatie als Stroomopwaarts kunt begeleiden, dan verdwijnen ze uit beeld. En dan krijg je een heel raar soort samenleving. Maar dat gemeenten die keuze hebben moeten maken, dat is gebeurd sinds de komst van de Participatiewet.’
We noemden al even de cao’s. Wat vindt u van de manier waarop die tot stand zijn gekomen, als voormalig expert?
‘Wat mij daarin het meeste steekt, is dat ik nu in mijn organisatie met drie cao’s te maken heb. Sommige mensen vallen onder de ambtenaren-cao, sommige medewerkers onder de SW-cao en anderen onder de cao “Aan de slag”. De verschillen daartussen vind ik niet uit te leggen. Het gaat bijvoorbeeld om verschillen in reiskostenvergoedingen, in wel of niet compensatie voor de gestegen lasten in afwachting van een nieuwe cao. En die verschillen zijn heel schrijnend, zeker voor de groep “Aan de slag”. Dat is een hele karige cao. En dan te bedenken dat het telkens dezelfde partijen zijn die aan de onderhandelingstafel zitten: de gemeenten, Cedris als het gaat over de cao “Aan de slag”, steeds dezelfde vakbonden. En toch zijn die verschillen er. Dat vind ik niet uit te leggen, dat is een slechte zaak.’
En de ministeries?
‘Het is inderdaad de rijksoverheid die de gemeenten financiert en in staat stelt om die CAO’s af te sluiten.’
Maar die zich in dit geval nogal afzijdig heeft gehouden.
‘Zeker voor de cao-SGO en de cao-SW is er een hele pittige discussie geweest met de minister over haar rol en die van het departement [minister Schouten van SZW, red.]. En je kunt inderdaad heel goed aantonen – Berenschots rapport laat dat zien, maar ook de verkenning van Significant APE als het gaat over nieuw beschut – dat er te weinig geld naar onze sector gaat.
‘De eerlijkheid gebiedt wel te zeggen dat door de complexe regels geld soms niet wordt ingezet voor SW en voor beschut. Er zit geld verstopt in allerlei potjes en SPUK-regelingen ofwel specifieke uitkeringen. In die ingewikkelde financiering blijft veel geld hangen dat eigenlijk naar onze doelgroep moet gaan. Het is soms zó complex dat gemeenten niet weten waar het geld zit of dat ze andere keuzes maken. Bedrijven die geen onderdeel zijn van de gemeente voeren soms hele felle discussies met gemeenten over “dat geld moet je aan ons geven”. En die verwarring is ook het ministerie of het Rijk aan te rekenen. Je moet echt experts in huis hebben om die puzzel te leggen en dan moet je ook nog geluk hebben dat de gemeente het begrijpt. Als die complexiteit zou worden opgeruimd, dan zou ook dat helpen om meer geld voor de doelgroep beschikbaar te krijgen.’
Wat is volgens u het sterkste punt van Stroomopwaarts, na drie jaar ervaring?
‘Ik vind dat wij heel ver komen als het gaat over dat “de binnenboel” en “de buitenboel” met elkaar moeten kloppen. Daarmee bedoel ik dat wij van binnen een organisatie zijn die samenwerkt, die luistert en kwaliteit levert. En naar buiten – bijvoorbeeld in de drie steden – moeten we open staan voor feedback, moeten we naar elkaar luisteren als de dingen niet goed gaan. Ik vind dat een heel sterk punt van Stroomopwaarts: dat we altijd kijken naar wat er beter kan, maar ook naar hoe we dat dan doen op een manier die zowel de inwoners als onze medewerkers begrijpen én die werkt. En omgekeerd kijken we naar wat dan de behoefte is van inwoners of van medewerkers en hoe brengen we dat een stukje verder? Dat maakt ons tot een hele plezierige organisatie die ondanks een best lastige start een vaste waarde is geworden in de regio en een fijne plek om te werken.’
En waar kan het nog beter?
‘We hebben nog stappen te zetten als het gaat over automatisering. Bovendien zijn we weer bezig om te kijken hoe we meer mensen aan het werk kunnen helpen. We hebben de afgelopen drie jaar van alles uitgeprobeerd en dat werkte best een tijd goed. Maar we zien dat zowel de arbeidsmarkt als onze klantgroep heel erg in beweging is. Dus halen we nu mensen met een echte grote afstand tot de arbeidsmarkt ons werkleerbedrijf binnen. Want ook zij kunnen werken, maar dat heeft wel een langere weg nodig. Dus we zijn echt aan het verbeteren op reïntegratie.
‘Ook onze contacten met werkgevers zijn we continu aan het verbeteren. En we werken hier in Zuid-Holland heel goed samen met de andere werkleerbedrijven om gezamenlijk de markt te benaderen. Een paar maanden geleden stonden we bijvoorbeeld samen op een beurs. Het was een experiment om te kijken of we samen opdrachten binnen konden halen. Nou, dat heeft al meteen geleid tot honderd leads. Hoe tof is dat? Dat zijn geweldige verbeteringen. Samenwerking tussen onze collega-bedrijven van Rotterdam tot Naaldwijk en van Dordrecht tot Haarlem is voor ons allemaal goed. Er zijn altijd nieuwe ideeën en altijd weer draadjes waar je aan kan trekken om te kijken van: Hoe kunnen we nóg effectiever zijn. Hoe kunnen we nóg meer mensen helpen?’
Zoals u al vertelde heeft Stroomopwaarts onlangs een Kamerdelegatie op bezoek gehad. Daarover sprak ik toevallig onlangs Roberto Akkermans, directeur van Dethon. Hij was nogal sceptisch over dat soort bezoeken: ‘Misschien hebben die bezoeken te maken met “Kijk mij hier nou eens staan.” Of ben ik dan te cynisch?’ Wat is uw ervaring bij Stroomopwaarts? Verdiepten de Kamerleden zich in uw bedrijf of was het toch meer voor de bühne?
‘Ik was onder de indruk van hoe goed ze ingelezen waren. Ze waren met zijn vijven en ze hadden ook allemaal medewerkers meegenomen. Ik vond dat ze goed geïnformeerd waren en scherpe vragen stelden. Er was zelfs een Kamerlid van D66 bij dat een zwangerschapsvervanging deed, maar er toch bij was om het over te kunnen dragen aan haar collega als zij straks weer terug is. Ik vond het dus zeker niet voor de bühne.
‘Natuurlijk zijn het wel zaadjes die je plant. En net als in mijn tuin weet je niet van tevoren wat er uiteindelijk opkomt en of alle zaadjes een zonnebloem worden. Maar die investering in goede informatie en een brede blik is waardevol. En wat ik óók vind van zo’n werkbezoek: het helpt om te zorgen dat de binnenboel en de buitenboel met elkaar kloppen. Het organiseren van zo’n werkbezoek heeft enorme waarde, ook binnen onze regio en binnen ons bedrijf. Al mijn wethouders waren er en ook zij hielpen mee om het verhaal te vertellen. Dus zo’n bezoek doet iets met het verhaal binnen onze regio, en binnen de organisatie is het een feestje om dat te organiseren. We hadden met elkaar een fantastische dag. Dat leidde ertoe dat Tim met de wethouder op de foto ging en dat hij opeens op Twitter stond. Het leidde ertoe dat medewerkers van wie je het niet verwacht durfden opstaan en zich uitspraken. Je doet als het ware een rondje om je eigen as en je ziet op allerlei plekken iets moois ontstaan. Ik vond dat heel waardevol. Het is heel feestelijk, leerzaam en het is mooi om het verhaal te kunnen vertellen.’
Over de landelijke politiek gesproken. Wat zou u zelf als eerste veranderen als u staatssecretaris zou worden in het eerste kabinet-Wilders?
‘Ik ben een beetje cynisch over hoeveel je kunt doen als staatssecretaris. Ik heb als directeur een rol waarin ik morgen dingen anders kan doen, uiteraard met alle partners en met alle medewerkers van Stroomopwaarts en met – heel belangrijk – de lokale politiek die dat moet steunen. Dus je moet mij niet vragen om staatssecretaris van SZW te worden. En het eerste kabinet Wilders is ook niet mijn kopje thee. Maar ik hoop wel van harte dat we een hele goede staatssecretaris krijgen. Misschien zelfs een minister! Als het maar iemand is die het mandaat krijgt en de middelen om de Participatiewet aan te pakken en om serieus te investeren in onze infrastructuur, want dat is superbelangrijk. En wat ik ook hoop, is dat die staatssecretaris of minister de verbinding gaat zoeken met Economische Zaken, want de waarde van het werk dat wij doen in onze werkleerbedrijven wordt nog veel te weinig gezien. In dat verband verwijs ik graag naar een ander onderzoek dat wij hebben laten doen, namelijk naar de maatschappelijke kosten en baten van loonkostensubsidie [zie SW-Journaal nummer 3, pagina 12, red.]. We weten dat het onderaan de streep voor Nederland, voor de volksgezondheid en voor andere portefeuilles heel veel oplevert als je investeert in loonkostensubsidie. Als je investeert in onze infrastructuur, dan bezuinig je op andere terreinen. Die verbindingen zou een nieuwe bewindspersoon veel meer moeten gaan leggen.’
Dus die maatschappelijke kostenbatenanalyse en dat rapport moeten ze vooral bij Economische Zaken goed tot zich nemen?
‘Ja, en ook bij VWS en bij de Belastingdienst, want als mensen gaan werken en niet meer een uitkering krijgen maar belasting betalen, dan vallen de baten op hele andere terreinen dan in de portefeuille van die ene staatssecretaris. Dus heeft hij of zij echt wel wat te vragen aan die andere portefeuilles. En dan ben ik heel graag bereid om vanuit mijn plek bij Stroomopwaarts met plezier en met alle Stroomopwaartsers (onder welke cao ze ook vallen) te laten zien dat het inderdaad zo werkt.’
Dit artikel is eerder verschenen in SW Journaal 4 uit 2024.