Als directeur van Iederz mocht Gina Olthoff (47) vorig jaar de koning ontvangen. Nóg blijer werd ze van de barbecue na afloop én van de reacties op de nieuwbouw. ‘Als klanten dit zien, zeggen ze: “Wow, hier willen we wel onze producten laten maken.”’
Zit u in een tijdelijk onderkomen? Ik vraag het vanwege de houten wand die ik achter u zie.
Gina Olthoff: ‘Nee hoor, we hebben een nieuw gebouw sinds vorig jaar april. Alles is prikkelarm ingericht met het oog op de mensen die hier werken. Sommigen vinden dat hout lelijk, anderen vinden het juist heel mooi. Maar het is zo bedacht om het voor de mensen zo zacht mogelijk te maken. De kleuren, de vormgeving: alles is waar mogelijk prikkelarm ingericht.’
Daarover later meer, eerst ben ik nieuwsgierig naar uzelf. Wat deed u voordat u in Groningen directeur werd?
‘Toen werkte ik bij Afeer, het sociaal ontwikkelbedrijf in de gemeenten Oldambt, Pekela en Westerwolde. Daar werkte ik vier jaar en was ik betrokken bij de samenvoeging van het oude SW-bedrijf Synergon en de werkafdelingen van die drie gemeenten. Ik startte er als kwartiermaker en werd vervolgens manager en directielid.’
En hoe was u in de SW terechtgekomen?
‘Ik heb gestudeerd in de tijd dat er nog arbeidsbureaus waren. De dag nadat ik mijn afstudeerdiploma had ontvangen, ging ik naar het arbeidsbureau om me in te schrijven voor werk. De man die mij hielp, vroeg of ik niet bij het arbeidsbureau zou willen werken. Zo belandde ik in de wereld van de arbeidsvoorziening en ik ben er nooit meer uit gegaan. Ik had het niet zo bedacht, maar rolde erin en vond het leuk. Op een gegeven moment heb ik de keuze gemaakt voor re-integratie, dus ik heb altijd gewerkt voor re-integratiebureaus en sociale diensten. Ik kan niks anders dan dit. Ik ken niets anders dan het sociaal domein, sociale diensten en SW-bedrijven. Dat is de wereld waar ik altijd in gewerkt heb en ik ambieer ook niks anders dan deze sector.’
Wat is uw belangrijkste prestatie geweest in uw arbeidzame leven tot nu toe?
‘Succes zit voor mij altijd in iets voor de mensen betekenen. Dat klinkt misschien een beetje flauw, maar daar doe ik het wel voor. Natuurlijk heb ik in mijn loopbaan dingen gerealiseerd die heel tastbaar waren, zoals een opleidingscentrum. En natuurlijk is het mooi als je voor elkaar krijgt dat je nog wat mensen kunt toevoegen aan je bedrijf en dat je in de interne organisatie dingen fikst. Dat is heel leuk. Maar de echte successen zitten er voor mij altijd in als ik in het leven van de mensen waar we het voor doen iets kan brengen waar ze wat aan hebben. Dat is gaandeweg mijn loopbaan wel gelukt. Dat raakt mij het meest. Want uiteindelijk doe ik dit werk voor de mensen. Dat klinkt misschien wel wat uitgekauwd, maar dat is wel wat mij drijft om in deze sector te willen werken.’
Hebt u daar een voorbeeld van?
‘Het feit dat mensen hier ’s ochtends met een glimlach binnenkomen en lekker aan het werk gaan, dat vind ik al fantastisch. Dat klinkt als iets heel kleins, maar dat is wel waar we het voor doen. We zijn er om die mensen een fijne plek te bieden, dat ze het naar hun zin hebben, dat ze hier met plezier zijn, dat ze nuttig werk doen, dat ze ook trots zijn op hun werk. Als ik daar signalen van ontvang, dat mensen zeggen: “Fijn dat ik hier ben”, dan weet ik dat dat in het leven van onze mensen iets belangrijks is. Dan voegen we iets toe en zijn we van betekenis. Daar doen we het met elkaar voor. Dat is dus niet alleen de directeur of een manager die dat doet, nee, dat doen we met elkaar.’
Wat had u anders gedaan willen hebben, met de wijsheid achteraf?
‘Ik heb bij verschillende organisaties gewerkt en ik denk dat het belangrijk is om altijd scherp te houden waar je het voor doet. Soms vergeten we dat wel eens met elkaar. Dan gaan we het voor de ander bedenken en invullen. Dat is een soort natuurlijke reflex. We moeten misschien vaker ook de focus terugleggen op: “Jongens, waar doen we het nou voor? En zullen we het de mensen zelf eens vragen?” Want dat vergeten we ook wel eens. We denken het allemaal te weten. En ik zeg altijd: je kunt gewoon met die mensen praten, hè! Je kunt gewoon aan tafel gaan zitten en vragen: Wat wil jij?’
Hebt u dat onlangs zelf nog gedaan?
‘Ik vind dat we dat goed doen hier. Een leuk voorbeeld was toen de koning vorig jaar bij ons op bezoek kwam om dit gebouw te openen. Allemaal heel leuk, met toeters en bellen en confetti. Inmiddels wonen wij hier iets meer dan een jaar. We zijn nu bezig om een magazine te maken voor onze medewerkers om ze te bedanken. Het wordt een naslagwerk met foto’s. Maar wat komt er allemaal in dat magazine te staan? Wij hebben gezegd: dat moeten de medewerkers zelf bepalen. Dus wij hebben nu een soort redactieraad gemaakt met drie medewerkers om samen het magazine te maken: Welke foto’s komen er in het magazine? En wat komt er daarnaast nog meer in? Dat klinkt heel basaal, zo’n magazine, maar het is wel de manier om mensen erbij te betrekken: “Wat willen jullie? We maken het voor jullie, we maken het voor elkaar, dus dan gaan we het ook met elkaar samenstellen.” Dat blijkt heel goed uit te pakken. Mensen gaan bijvoorbeeld naar de repro om te zien hoe dat allemaal werkt. Dat voegt iets extra’s toe in het ertoe doen, in gehoord zijn en in mogen meepraten.’
Wat is uw belangrijkste hobby buiten het werk?
‘Ik kook heel graag en ik sport graag. Het leukste vind ik pilates, maar dat doe ik de laatste tijd iets minder omdat ik minder tijd heb. Ik zit nu in de fase dat ik bijna elke dag HIT-training doe. Dat is high intensive training: je sport je een half uur helemaal kapot. Dan ben je even helemaal leeg en kun je er weer tegenaan.’
In een tussenzin zegt u dat u minder tijd hebt. Hebt u wel genoeg vrije tijd als directeur?
‘Jawel. Ik zeg altijd: als ik op zaterdag hier zou moeten zijn, zou ik het zo doen. Het voelt niet alsof het verplicht werk is. Het is een verantwoordelijkheid die ik heb gekregen en die ik heel prettig vind om te dragen. Daarmee zeg ik niet dat werktijd voor mij als vrije tijd voelt. Natuurlijk is het een drukke baan en heb ik allerlei dingen te doen. Maar het voelt niet als een belasting. Ik vind het oprecht heel fijn om dit te mogen doen. Natuurlijk zijn er soms ook dagen dat ik denk: O jee, wat is er nu weer? Maar het is goed te doen.’
Vertel eens iets verrassends over uzelf.
‘Dat heb ik mijn man gevraagd: “Wat moet ik dáár nou op zeggen?” En hij zei: “Je hebt toch je bucketlist?” Ik vind het inderdaad leuk om mezelf uit te dagen, dus ik doe graag dingen die ik nog niet eerder heb gedaan. Zo had ik ooit bedacht dat ik een keer de Vierdaagse van Nijmegen wilde lopen. Nou, afgevinkt. Wij zijn ook FC Groningen-fan en ik wilde heel graag een keer mascotte zijn. Hier in Groningen is dat de ijsbeer Groby. Mijn man heeft dat geregeld, dus ik mocht het veld op in dat pak. Dat vind ik leuk: af en toe iets doen wat echt volledig uit je comfortzone is, gewoon om te kijken: hoe ga je daarmee om? Het is spannend.’
Werd er ook omgeroepen dat Gina Olthoff in dat ijsbeerpak zat?
‘Nee! Ik wist het niet, maar dat is dus een heel groot geheim: niemand mag weten wie in dat pak zit. Dat is de grote mythe rondom zo’n mascotte. Je mag ook niet praten of geluid maken.’
U hebt het zojuist verklapt!
Lachend: ‘Nu mag je het wel opschrijven. Het was eenmalig. Mijn man heeft een filmpje gemaakt. Dat zag er niet uit, want ik ben lang en dun, maar een ijsbeer is natuurlijk stevig. En toen stond er opeens zo’n lange sliert. Mijn man heeft gigantisch gelachen, die middag. Ik vond het uiteindelijk best een beetje gênant, maar ik heb het toch maar weer gedaan.’
Wat staat er nog meer op uw lijst?
‘Ik wil nog een keer een marathon rennen. En ik zou heel graag een keer meedoen in een voorstelling van Club Guy & Roni, een internationaal dansgezelschap hier in Groningen dat fantastische voorstellingen verzorgt. Dat gaat natuurlijk never ever gebeuren, want ik heb dat talent niet. Maar ja, je moet ook dromen hebben.’
Misschien een pilates-intermezzo? Waarbij niemand denkt: ‘Hé, wat gek’.
‘Jaha! Al was het maar tien seconden. Dat lijkt me echt heel leuk. Maar goed, je moet je ergens op kunnen verheugen. Dat vind ik leuk.’
Wat is het eerstvolgende dat van het lijstje gaat?
‘Ik ben nog niet eens aan het trainen, maar die marathon staat wel hoog op mijn lijst. Die lijkt me heel leuk, maar ook heel zwaar, want ik ben eigenlijk niet zo’n hardloper, dus dat is dan een extra uitdaging.’
Naast wie zou u graag willen zitten tijdens een lange treinreis en waarom?
‘Dat vind ik een mooie vraag. Ik had allerlei mensen in mijn hoofd, maar weet je wie ik nou echt boeiend vind? Sifan Hassan. Dat vind ik zó’n waanzinnige vrouw. Als je het hebt over jezelf uitdagen! Ze heeft natuurlijk een ingewikkelde achtergrond, is jong naar Nederland gekomen, heeft geen makkelijk leven gehad. Dat je op al die niveaus zó hoog kunt functioneren. Dat je jezelf continu in die stand krijgt. Waanzinnig. Ze is ook nog eens heel lief. Die vrouw heeft gewoon alles mee. Dat ik denk: wie ben jij? Daar zou ik echt wel een dagje mee willen optrekken. Karaktervol en gedreven. Natuurlijk heeft ze talent en heeft ze alles mee qua fysiek en voor die sport, maar zij is voor mij vooral het voorbeeld van als je echt iets wil, dan kun je ook veel meer. Die innerlijke drive die Sifan Hassan heeft, vind ik bewonderenswaardig. Dat zie ik ook bij onze mensen hier: ze zijn er altijd.’
Hoe was het om de koning te ontvangen? Was hij alleen of met zijn echtgenote?
‘Hij was alleen. En het was heel bijzonder. Natuurlijk heb je er heel veel werk aan, met protocollen en zo. We hebben daar ontzettend veel werk maar daarmee ook veel voorpret van gehad.’
Dus het was niet zo dat hij op dinsdag belde en op woensdag op de stoep stond?
‘Hahaha, nee, helemaal niet! De voorbereidingen waren fors. Politie en beveiliging erbij en noodzakelijke protocollen om ons aan te houden. Maar ook hier: we doen het voor de mensen en alleen voor degenen die het leuk vonden. Want als je niks hebt met het koningshuis, dan hoefde je echt niet verplicht erbij te zijn. In de zaal hadden we ook geen specifieke stoelschikking, iedereen mocht zelf een plekje uitzoeken en dat werd enorm gewaardeerd. We hadden na afloop een barbecue en een feestje. Het was allemaal hartstikke gezellig.’
Wat is het sterkste punt van Iederz?
‘De mensen maken Iederz, de mensen die hier elke dag mooie werkzaamheden verrichten. Daar begint het. Zij zijn ons kapitaal. Want ons op dit moment ook heel erg helpt, zijn de fysieke omstandigheden waarin wij nu “wonen”. We hebben dit nieuwe gebouw. Dat is top of the bill, duurzaam, energieneutraal. We hebben geweldige productieruimtes, we hebben een supermodern gebouw. We zijn van drie oudere locaties naar één volledig nieuwe locatie gegaan. We voldoen aan alle kwaliteitseisen van klanten. Dus we hebben hier een topcombinatie van geweldige mensen en geweldige omstandigheden waarin we mooi werk kunnen doen. Daar ben ik heel trots op en ook mooi dat we de gelegenheid hebben gekregen om dit gebouw te realiseren. Dat is een cadeau.’
Zou u dat andere bedrijven ook aanraden? Want er zijn best veel SW-bedrijven bezig met verhuizen, met plannen maken. Andere zijn actief in een meer verouderde omgeving.
‘De verhuizing hiernaartoe was spannend voor mensen. Want je gaat van je oude locatie naar iets nieuws: “Waar moet ik zijn? Hoe ziet het eruit?” Maar door het zo neer te zetten, geef je ook letterlijk betekenis aan wat de mensen hier doen. Dus het is ook een manier om te laten zien dat je het belangrijk vindt wat mensen doen. Dat is van hele grote toegevoegde waarde. Er is goed nagedacht over de locatie, alle voorzieningen, et cetera. We krijgen ook veel bezoek van collega-bedrijven, die het voornemen hebben om te gaan verbouwen of om nieuwbouw te gaan plegen. Ze komen kijken hoe wij het hebben gedaan. Dit is een voorbeeld van hoe je dat zou kunnen – en eigenlijk ook zou moeten – doen. Het is niet alleen voor onze mensen heel fijn, maar ook voor onze klanten. Wij hebben hier ruimtes op OK-niveau. Die zijn zó schoon dat je er zou mogen opereren. Aan alles is gedacht. We hebben voedselveilige ruimtes. We verpakken bijvoorbeeld de rantsoenen voor Defensie. Dat is een hele mooie opdracht. Dan helpt het dat we zo’n gebouw hebben. Dat is voor klanten super interessant. Als ze dit zien, zeggen ze: “Wow, hier willen we wel onze producten laten maken.”’
Op welk gebied kan het nog beter bij Iederz?
‘Dat is iets wat denk ik ook voor onze collega-bedrijven geldt: de doorontwikkeling naar sociaal ontwikkelbedrijf gaat ons nog meer helpen om nog meer mensen gebruik te kunnen laten maken van deze geweldige infrastructuur. Die is er nu voor een grote groep, maar ik vind dat die groep veel groter kan. Onze omgeving zou het startpunt moeten zijn voor iedereen die een stap wil maken richting werken. Dat is de doorontwikkelingsfase waar wij nu in zitten: hoe gaan we dat dan organiseren binnen de gemeente Groningen? We willen onze infrastructuur nog beter benutten en veel meer mensen gebruik laten maken van de potentie, de ontwikkelkansen, de ontwikkeltrajecten.’
Wat is daarvoor nodig? Moet de Participatiewet dan worden aangepast?
‘Die Participatiewet is er. Landelijk wordt daar veel over gesproken. Als ik kijk naar Iederz, dan is het ook een kwestie van anders organiseren, maar daar dan ook de juiste financiële middelen bij vinden. Dat heeft natuurlijk wel te maken met de Participatiewet. Die wet heeft de drempel verhoogd voor mensen om op de goede plek terecht te komen. Dat vind ik echt een manco. En als ze dan binnenkomen, kan er van alles aan de hand zijn en dat moet worden opgevangen. Daar hebben we als SW-bedrijven een belangrijke rol in, maar het is vaak ook een collectieve verantwoordelijkheid binnen het brede sociaal-maatschappelijke domein om tot oplossingen te komen.’
Moet de SW herstellen dat die doelgroep zoveel beperkingen heeft of moet de Participatiewet worden hersteld?
‘Eigenlijk allebei. Alle SW-bedrijven zien dat de groepen die binnenkomen meer begeleidingsbehoefte hebben, maar we krijgen daar niet de begeleidingsmiddelen voor. Uiteindelijk gaat het altijd om geld. Wat je moet herstellen, is dat mensen weer rechtop gaan staan – en dus hebben ze veel begeleiding nodig. En die begeleiding kunnen wij bieden, maar dan moeten er ook meer begeleiders bij. De caseload moet naar beneden, want één begeleider kan minder doen dan hij eerder deed omdat de complexiteit van de groep groter is geworden. Maar dat moet dan wel worden gefaciliteerd. De aandacht en de interventies moeten we organiseren. Daar moeten dus mensen bij, maar die moeten ook betaald worden. De spagaat waar we veel last van hebben binnen de SW is deze: als je vindt dat deze mensen een plek verdienen, dan moet je daarvoor de hulp en de aandacht organiseren. En dat kost geld.’
Nu heeft demissionair minister Schouten onlangs meer geld beschikbaar gesteld.
‘Dat is een aanzet om de infrastructuur toekomstbestendig te maken. Er is inderdaad incidenteel geld weggezet, maar er moet wel structureel geld komen. We kunnen nu een start maken om de basis te leggen in die sociale ontwikkelstructuur, maar we zullen in het vervolg ook structurele gelden nodig hebben om dat te kunnen continueren. Dus het begin is er, maar het vervolg is nog veel belangrijker.’
Dat vervolg moet dan komen van het eerste kabinet Schoof. Hebt u er vertrouwen in?
‘Dat vind ik heel lastig. Ik kan de context niet goed lezen: Wie zit daar straks in? Wat gaat die dynamiek brengen? Hoe gaat dat er in de praktijk uitzien? Ik ben wat linkser georiënteerd dan het nieuwe kabinet, dus ik ben benieuwd of het goed gaat komen. Maar misschien gaat het ook wél goed komen. Misschien hebben ze juist heel veel focus en willen ze hier heel veel in betekenen? Ik vind het lastig te voorspellen.’
Als ze u zouden vragen om staatssecretaris te worden, lijkt u dat wat?
‘Het is natuurlijk geweldig om in de positie te zijn dat je een rol van betekenis kunt spelen. En ik vind het zoals gezegd belangrijk om iets voor de mensen te doen. Maar in welke politieke dynamiek kom je met dit nieuwe kabinet terecht en hoe breed is dan mijn invloed? Dat vind ik op dit moment heel lastig in te schatten.’
Wat is het leukste wat u de afgelopen twee jaar hebt meegemaakt bij Iederz? Waar werd u blij van?
‘Het bezoek van de koning was leuk, maar het leukste is altijd om te zien als de mensen ontspannen zijn en blij. Toen de koning was geweest, hadden wij na afloop een soort festival opgezet met lampjes en hamburgers en ijsjes en een fotograaf. Dat was heel leuk. De spanning was eraf, de koning was geweest, er werd gedanst, de polonaise werd gedaan, iedereen was blij. Daar zag je ook de dynamiek van de groep, de mensen waren samen, ze waren trots. Dat vond ik een heel mooi moment. Daar werd ik heel gelukkig van.’
Dit artikel is eerder verschenen in SW Journaal 5 uit 2024.